Een aantal jaar geleden durfde ik het uit te spreken: ik ben hoogbegaafd. Doordat dit bij mijn oudste zoon naar voren kwam, werd er ook bij mij als moeder heel wat belicht. Wat in eerste instantie voelde als een zucht van opluchting, werd al gauw gevolgd door een rit aan ontdekkingen en rouw. Want het beeld dat ik van hoogbegaafdheid had, klopte voor mij niet met wie ik ben.
Ik ben geen universitair-geschoold-genie. Op mijn zestiende zette ik alles op alles om zo snel mogelijk uit het schoolse systeem te ontsnappen. Daarna volgde worsteling op worsteling, waarin ik elke keer zocht naar een manier om binnen de maatschappij te passen en aansluiting te vinden. Echt slim voelde ik mijzelf niet, vooral een heel ingewikkelde en vreemde eend.
Een aantal jaar terug kon ik dus niet meer om de term hoogbegaafdheid heen. Toch voelde het als een vies woord: iets waar ik me niet kon verbinden. Ik had een compleet verkeerd beeld van wat het inhield en stukje bij beetje veel dat beeld uit elkaar. Ik mocht mijn eigen puzzel gaan leggen.
Ik begon te lezen, podcasts te luisteren en herkende mijzelf vooral in het delphimodel:
Een (hoog)begaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens. Intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.
Ja, hier herken ik mijzelf in. Niet in het stereotype beeld dat ik altijd van hoogbegaafdheid had. Het had heel wat aandacht en innerlijk werk nodig om mijzelf van dat beeld los te maken, om mijzelf écht toe te staan om me in het delphimodel te herkennen en mijn talenten daarmee te omarmen en ruimte te geven. Om mijn sensitiviteit, intensiteit en complexiteit als kracht te zien, in plaats van een kruis. Het heeft me heel wat tranen gekost én mij vervolgens ook meer en meer op mijn eigen voeten gezet.
Toen ik kind was, was er nog zoveel minder dan nu bekend over hoogbegaafdheid. En nog steeds is er te weinig over bekend in mijn ogen. De meeste mensen hebben, net als ik dat had, het beeld van een slimmerikje dat in een poep en een scheet de schooltijd doorloopt en vervolgens succesvol in de maatschappij functioneert. Niet van het kind dat niet meer naar school wil omdat het doodmoe is en waarvan de ouders niet weten dat het eigenlijk een bore out heeft. Beiden verhalen kunnen voorkomen.
Kinderen passen zich binnen zes weken al aan op school, vooral meisjes zijn goed in het aanpassen en verstoppen van hun anders-zijn. Daarbij uit de begaafdheid zich in elk persoon anders, op allerlei vlakken en in een unieke combinatie. Dit als volwassene ontdekken is een complexe puzzel om te leggen. Want: hoe is het dan voor mij? Waar liet ik mijzelf achter? Hoe integreer ik die delen van mij die er niet konden of mochten zijn? Hoe leef ik dan mijn volledige potentie en blijf ik in balans?
Het herkennen en erkennen, stap voor stap, hebben mij zoveel hebben gebracht. Daarin had ik begeleiding nodig van anderen die hetzelfde pad hebben gelopen. Juist door die spiegels groeit een hoogbegaafde.
Nu kan ik zeggen dat ik echt hernieuwde liefde voor mijzelf heb gevonden. Voor mijn sensitiviteit, creatieve gedachtesprongen en complexe, intense aard. Ik weet steeds beter wat ik écht nodig heb, omdat ik mijzelf beter begrijp én daar gehoor aan mag geven. Het weten is een essentieel stukje in mijn puzzel, waardoor ik verder kan groeien.
Herken jij je in het delphimodel? Mijn ervaring is dat (h)erkenning je proces in beweging brengt. Daar heb je anderen voor nodig, niet perse een IQ-test als je volwassen bent. Er worden mooie dingen voor hoogbegaafden georganiseerd waar je laagdrempelig in contact kunt komen met andere hoogbegaafden. Of maak een afspraak bij een coach die zelf ook hoogbegaafd is, omdat die jouw manier en snelheid van denken begrijpt en je daarin verder kan helpen.