Samen met Tasmara nam ik een podcast op over creativiteit en persoonlijke ontwikkeling. Er kwamen een hoop thema’s en vragen langs, maar de rode draad door ons gesprek was het (her)ontdekken van de waarde van speelsheid.
Tijdens de podcast hebben we het over overtuigingen en patronen die mee kunnen spelen in het creatieproces. Over het het innerlijke verschil tussen creëren en creatie en wat het belang is van de intentie waarmee je start. We hebben het over het verschil tussen intuïtief werken en werken rondom een thema, en wat beide manieren je kunnen brengen in je persoonlijke ontwikkeling. Natuurlijk hebben we het ook over de praktische kant: het werken met materialen en hoe je dat dan aan kunt pakken.
Een podcast die je hopelijk inspireert om ruimte te maken voor jouw creatieve (binnen)kant.
Luister de podcast op Soundcloud of Spotify.
Heb je vragen na aanleiding van deze podcast, ik beantwoord graag je bericht.
Dit was de eerste podcast die ik op heb genomen. Het was een flink gestoei met microfoons die niet werkten, de techniek (en dus de geluidskwaliteit) heeft nog wat aandacht nodig voor de volgende opname. Toch hebben we ons niet tegen laten houden en hebben we met een creatieve oplossing alsnog een opname gemaakt. Het gesprek is er niet minder interessant door geworden. 😉
Foto: jonneke.nl
Blog
Afgelopen zaterdag was ik bij de zee, ik liep in de branding. Ik voelde de zon op mijn huid, maar ervoer ook dat haar licht veranderd is, de zomer loopt op haar einde. Het seizoen, wanneer we meer naar buiten gericht zijn met onze energie, gaat over naar een periode die meer op binnen gericht is.
Wat ik interessant vind is dat ik merk dat het leven ook zo cyclisch geleefd wil worden. Van binnen, naar buiten. Soms gaan we ver naar buiten of naar binnen met onze activiteiten en bewegingen, soms zelf ’te’. Stromend als een zee, onderhevig aan het tij. Altijd zoekend om die balans te vinden die klopt voor mij op dit moment, bij mijn behoeften, mijn talenten, bij mijn verlangens en dingen die nog ontdekt willen worden. Zoals de zomer uitnodigt om te leven en bloeien, zo roepen de herfst en winter op tot oogst en loslaten, tot bezinning en reflectie.
In de herfst keert de natuur naar binnen. Onder de grond wortelt ze verder, voedt de natuur zich. Ogenschijnlijk verstilt alles, maar juist in die stilte ontstaat de kracht om opnieuw te leven in het voorjaar. Altijd wetend dat er weer bloei zal komen en dat die belofte juist ook in het afsterven ligt. De belofte dat er na eb weer vloed komt. Dat juist in het voluit beleven van alle uitersten, het mens-zijn gevonden en omarmt wordt.
De maatschappij houdt graag de vaart in het leven. Een mannelijke voortstuwende beweging. En dan bedoel ik mannelijk niet als typisch voor de man, maar meer als de krachtige beweging die gefocust vooruit wil. Het vrouwelijke, dat naar binnen gericht is, maar tegelijk een scheppingskracht bezit, dat is waar de komende seizoenen toe uitnodigen. In de winter ontstaan de ideeën voor het voorjaar. De natuur laat het zo mooi zien.
Ik heb de soms de neiging om de stilstand te bevechten, maar soms ook om de beweging te bevechten. Het leven blijft uitnodigen tot overgave aan de seizoenen, ook aan die van het leven. De natuur roept nu op om meer naar binnen te keren, de dagen worden langzaam steeds korter. We mogen wat meer naar binnen gaan. Wortelen, verstevigen, voelen, voeden, aarden. We hoeven niet altijd keihard en zichtbaar vooruit, niet met ons bedrijf, maar ook niet in onze ontwikkeling. Voor alles is een tijd.
Het is een kunst om vanuit jouw binnenwereld jezelf af te stemmen op de buitenwereld. Om je tempo niet te laten bepalen door de maatschappij, als die ten koste gaat van jouw lijf en ‘zijn’. Om jouw grenzen en emoties te voelen. En soms moet je daarvoor te ver naar de ene kant, om de andere kant in jezelf te (her)ontdekken. Ik vind het prachtig dat de natuur mij dit al voordoet, dat anderen mij dit voordoen door juist zo anders te doen en zijn dan ik.
Door het nieuwsgierige contact met die ander ontdekken we die uitersten ook in onszelf. Het licht en het donker. De zomer en de winter. Het bewegen en het wachten. Het bloeien, afsterven en weer bloeien. Elk moment nieuw en tóch zo natuurlijk en vertrouwd.
Momenteel ben ik wat meer bezig met klei. Ontdekken hoe het materiaal werkt, wat ik maken wil zonder oordeel en eisen. Op de foto zie je wat van het proces.
Ik sluit mijn ogen en leun achterover tegen de rugleuning van het houten bankje. De zon voelt warm op mijn huid. Om mij heen klinkt vrolijk gegil van kinderen op de trampoline en het gezang van een vroege merel. Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. De winter is voorbij. Eindelijk.
De winter is gevoelsmatig zo anders. De donkere dagen zorgen ervoor dat je minder vitamine D aanmaakt. Je lichaam moet harder werken, want het moet zich warm houden. En waar we eigenlijk met de hoeveelheid daglicht mee zouden moeten leven, dus vroeg naar bed gaan, blijven we vaak juist te lang op doordat we nog van alles moeten. De winter is voor velen een periode waarin ze zich veel vermoeider voelen dan in andere seizoenen.
Voor mij geldt dat in elk geval. Hoewel ik enorm kan genieten van het cocoonen in de winter en het ‘huismussen’, ben ik toch elk jaar weer verrukt als het voorjaar zich aandient. Alles voelt open, nieuw en mogelijk. Mijn ruimte wordt letterlijk groter als ik meer buiten kan zijn.
Die extra ruimte is precies wat ik proef, daar op dat bankje in de zon. Iedereen geniet zichtbaar. De kinderen spelen ineens makkelijker, anders en een heel stuk creatiever. Mensen wandelen meer en zijn vriendelijker tegen elkaar op straat.
De zon brengt ons zoveel.
Terwijl ik een slokje van mijn koele witte wijntje drink, denk ik aan de 40 dagenperiode: de tijd waarin we nu zitten en toeleven naar het Paasfeest. In het verleden ben ik daar een aantal keren bewust mee bezig geweest. Het ene jaar las ik een leesplan, een ander jaar vastte ik op het gebied van social media. Vorig jaar nam ik elke dag een moment van stilte speciaal voor God. Deze keer ben ik niet met iets gestart. Had ik dat wel moeten doen?
Dan wordt me ineens duidelijk dat dit precies is waar het Paasfeest om draait. Voor Jezus’ offer was het winter. Zijn opstanding leidde ertoe dat het lente kon worden in onze harten. Hij zorgde ervoor dat we ruimte hebben, dat we blijdschap kunnen uitdelen. Hij maakte alles nieuw. Dankzij Hem kan het áltijd lente zijn voor onze ziel. Wow.
De kinderen dartelen blij om me heen. ‘Mogen we met water spelen?’, vragen ze uitgelaten. Het is nog maar zestien graden, maar prima. ‘Ik wil dat het altijd lekker weer is’, roept mijn zoon enthousiast. Ja, dat wil ik ook. En Jezus ook.
Op mijn knieën zit ik aan de rand van de border in onze tuin, schep en emmer in de aanslag. Het is lang geleden dat ik iets aan het onkruid heb gedaan en ook aan het inperken van de vaste planten. Dat is overigens vrij duidelijk. Bodembedekkers groeien en klitten in elkaar. Her en der steken plantjes uit die zeker in de categorie onkruid vallen. Nu ik aan de slag ga om de tuin winterklaar te maken, kom ik erachter dat ik in de zomer wel wat meer onderhoud had kunnen doen. Het doet me denken aan mijn agenda.
Toen er nog strenge coronamaatregelen waren, vond ik het eigenlijk best fijn dat mijn planning wat minder vol was. Minder sociale verplichtingen, minder afspraken, projecten en items op mijn to-do-lijstje. Het gaf een bepaalde rust dat ik niet allerlei cadeautjes hoefde te regelen voor verjaardagen, dat sommige vergaderingen of afspraken simpelweg uitvielen en dat ik daardoor minder hoefde af te wegen wat ik wel én niet wilde.
Nu voelt mijn agenda toch weer vol. Langzaam maar zeker zijn er steeds meer nieuwe dingen bijgekomen, omdat ik er ‘ja’ tegen gezegd heb. Net als in mijn tuin zijn er allerlei dingen gegroeid en te groot geworden. Gisteren hakte dat besef er ineens in. Ik bekeek mijn maandplanning en een gevoel van spanning overviel me. Het is niet dat er niks leuks bij staat, het is gewoon too much. Te weinig rustmomenten.
Met mijn schep steek ik een stuk van de irissen af en maak er wat ruimte omheen, zodat de vrouwenmantel er niet tegenaan komt, hij genoeg groeiruimte heeft en het blad niet in de verdrukking komt. Ik mik de wortels in mijn emmer, bij het onkruid. Ineens realiseer ik me dat ik mijn agenda ook zo moet behandelen.
Afsteken die handel. Ruimte maken.
’s Avonds, als de kinderen op één oor liggen, pak ik er een groot vel bij en schrijf al mijn activiteiten erop. Verplichte taken, leuke afspraken en dingen die ik graag doe, maar veel te weinig. Met markeerstiften kleur ik in wat moet en waar ik graag tijd voor maak. Er blijven een paar dingen over.
Dingen die ik toegezegd heb, die me ook energie zouden geven als ik er genoeg tijd voor had. Maar net als in de tuin moet je soms keuzes maken. Ik vind irissen ook mooie bloemen net als de vrouwenmantel, maar als ik alles laat gaan dan komt niets tot zijn recht.
Het kiezen geeft al rust, maar nu moet ik nog de daad bij het woord voegen. De volgende dag meld ik me af voor een kring waar ik aan deel zou nemen, stop ik met een schrijfproject en geniet ik met een kopje koffie van de laatste najaarszon in mijn tuin. Ik weet dat ik over een tijd weer zal moeten snoeien en afsteken, omdat er dan weer te veel gegroeid is. Net zoals ik dat in mijn agenda moet blijven doen. Die balans in mijn activiteiten zal ik vast steeds beter leren behouden. Gelukkig groei ik zelf als tuinman ook.
Ik kijk in de spiegel naar mijn gezicht. De slapeloze nachten zie ik duidelijk terug in de donkere randen onder mijn ogen. De afgelopen nachten waren geen feestje. De jongste is al een paar dagen ziek en de oudste wordt door het babygehuil, ook om de haverklap wakker. Ik heb het gevoel dat ik constant paraat moet staan. Tijd voor mezelf is er niet. Beneden roept mijn kleuter om mijn hulp bij het zoeken van een legoblokje. ‘Ja, ik kom zo’, roep ik terug. Ik wil alleen zijn. Al is het maar om mijn tanden te poetsen. In de rust.
Nog geen drie tellen later klinkt er gestommel op de trap. ‘Mama, waar zit je?’ Ik onderdruk de neiging om de badkamerdeur op slot te draaien. ‘Mam, kom je nou?’ Mijn zoon komt naast me staan en laat een legoboekje aan me zien. ‘Dit blokje kan ik niet vinden.’ Hij tikt op een plaatje van een grijs blokje. ‘Dan moet je even goed zoeken’, zeg ik kortaf. ‘Nee, jij moet hem zoeken.’ Hij zet zijn handen in zijn zij.
Ik adem diep in en schraap al mijn geduld bij elkaar. Op duidelijke toon leg ik uit dat ik moet wassen en aankleden en dat ik hem kom helpen als ik klaar ben. Dat is niet het antwoord dat hij wil horen. Geïrriteerd kijkt hij me aan. ‘Ik wil het legoblokje hebben, nu kan ik niet verder.’ En ík wil alleen mijn tanden kunnen poetsen. Beneden begint mijn baby die in de box zit te huilen.
Ik wil rust.
Sommige moeders lijken het moederschap allemaal zo makkelijk te doen en dát met een hele kudde kinderen én naast een verantwoordelijke baan. Hun kinderen zien er perfect uit, ze zijn succesvol op hun werk en in het weekend doen ze leuke dingen. Hebben die moeders dan geen behoefte aan rust? Is hun energie eindeloos? In ieder geval heb ik rust, ruimte en tijd voor mezelf nodig. Daarvan krijg ik bakken met energie en dan kan ik een leukere moeder zijn.
Terwijl ik beneden mijn baby troost, denk ik aan de afgelopen dagen. Aan hoe weinig rust ik had. Dat lag niet alleen aan de omstandigheden, maar ook aan mezelf. Op de momenten dat ik kon opladen, ging ik namelijk mijn to-do list afwerken. En nee, daar krijg ik nou niet echt veel energie van. Ik heb niets gedaan waar ík blij van word, realiseer ik me opeens. Zoals lezen, tekenen of in mijn eentje wandelen.
Ik app mijn man of hij me vanmiddag een uurtje ruimte kan geven door op de kinderen te passen. Al snel krijg ik een omhooggestoken duim en een kusje terug. Ik glimlach en voel mijn nekspieren ontspannen. ‘Wil je dan nu het legoblokje zoeken?’, vraagt mijn zoon poeslief als de baby weer in de box zit. ‘Dat is goed. Dan kun je daarna weer even verder bouwen.’
En dan kan ik even mijn tanden poetsen, alleen. Een win-winsituatie noem je dat toch?
Deze blog schreef ik voor Power to the Mama’s.
Mijn vijfjarige kijkt me lief aan, met het dekbed tot net onder zijn kin opgetrokken. De oren van zijn knuffelbeer komen er net bovenuit. Het was zo’n dag waarbij ik beter een sticker op mijn voorhoofd had kunnen hebben met ‘ontploffingsgevaar’ erop. Iets met het verkeerde moment van de maand, een kleuter met streken en een deadline. Meerdere keren explodeerde ik vandaag en dat ging gepaard met harder schreeuwen dan ik eigenlijk wilde. ‘Sorry dat ik vandaag zo boos deed, lieverd’, zeg ik terwijl ik hem over zijn witblonde haren aai. Het is al de derde keer dat ik dat zeg vandaag.
Boos worden leidt bij mij meestal tot schuldgevoel. Had ik niet beter anders kunnen doen? Welke moeder schreeuwt er zo? Waarom kan ik niet gewoon rustig reageren? Al gauw geef ik mezelf het label ‘slechte moeder’. Dat geeft me niet bepaald een beter gevoel. Net als herhaaldelijk sorry zeggen dat ook niet doet. Op mijn zoon ben ik helemaal niet boos meer, maar op mezelf wel.
Terwijl ik nog worstel met mijn gevoelens lijkt mijn zoon het allang vergeten. Hij vraagt of ik even bij hem in bed kom kroelen. ‘Weet je’, zeg ik als ik naast hem onder het dekbed kruip: ‘Ook als ik boos ben, houd ik van je. Ik hou altijd van je.’ Hij is even stil en plukt aan mijn oor.
‘En ook van jezelf?’, vraagt hij dan.
Niet doorhebbende wat een grote vraag hij stelt. Die komt binnen. Heel hard binnen. Ik trek hem tegen me aan en fluister: ‘Ook van mezelf’.
Als ik het licht van zijn kamer heb uitgedaan, loop ik wat wiebelig naar de gang toe. Want houd ik echt van mezelf? Hoe ik mezelf behandel is niet bepaald vriendelijk en ik blijf maar hameren op mijn fouten. Ik leer mijn kinderen dat het goed is als we sorry hebben gezegd. Dit lijkt voor iedereen in het huis op te gaan, behalve voor mezelf.
De mensen waar ik van hou krijgen steeds weer een nieuwe kans. Die krijgen mijn lieve woorden, mijn support en mijn vergeving. Mijn man en mijn kinderen mogen vallen, falen en dikke vette fouten maken. Maar ik? Ik geef mezelf een trap na. Of drie.
Later die avond popt ineens de volgende vraag in me op: ben ik echt een slechte moeder? De waarheid is dat ik dat niet ben. Ik houd oneindig veel van mijn gezin. Maar ik ben ook een mens dat fouten maakt, ongesteld is en soms veel te veel tegelijk wil doen. En ondanks alles, ben ik kostbaar in Zijn ogen. ‘Dank U wel dat U alles vergeeft’, zeg ik zachtjes tegen God. En daarmee is het klaar met mijn verwijten. Geen trappen na meer voor mezelf vandaag. Hopelijk lukt het me morgen om wat milder voor mezelf te zijn. Zo niet: een eenmalig sorry alvast.
Deze blog schreef ik voor Power to the Mama’s.
‘Dadada’, zegt mijn dochtertje van negen maanden oud. Ze heeft pretlichtjes in haar ogen en lacht breed. Het is net of ik naar een babyfoto van mezelf aan het kijken ben. Hard giechelt ze, ze graait naar een speelgoedje en kijkt me dan weer helder aan. Glimlachend aai ik haar over haar wang. Net zo’n rond hamsterwangetje als ik als baby had.
Terwijl ik naar haar kijk, moet ik denken aan mijn oma. Onlangs overleed ze. Nog geen twee weken voor haar sterven maakten we een foto met vier generaties vrouwen erop. Dat was bijzonder, want moeders met hun dochters op de foto was binnen onze familie alleen maar met ons vieren mogelijk. Het was nóg specialer omdat oma haar achterkleinkind eindelijk kon knuffelen, het kindje waarvoor ze gebeden had vanaf het moment dat ze wist dat ik zwanger was.
Mijn oma stond bekend om haar gebedsleven en grote geloof. Als er iets was, dan ging oma bidden en dat deed ze dagelijks. Elke dag bracht ze al haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen en alle aanhang voor Gods troon. Dan ging ze iedereen naam voor naam af. Tijdens haar begrafenis werd er gezegd: ‘Er is hier niemand in de zaal waarvoor ze niet gebeden heeft’. Dat raakte me zo en dat doet het nog steeds. Want wat was ze hierin inspirerend. Als zo’n biddende kracht wegvalt, is dat echt een gemis.
Mijn moeder vertelde kort na het overlijden dat oma al jaren bad voor een ongelovige man. Toen zijn moeder op sterven lag, zei ze tegen mijn oma: ‘Als ik er zo meteen niet meer ben, kan ik niet langer bidden dat mijn zoon Jezus leert kennen.’ Mijn oma nam toen het stokje van haar over en bad vervolgens elke dag voor die ongelovige zoon. Iets wat waarschijnlijk niemand anders deed. Maar wie neemt nu het stokje van mijn oma over?
Natuurlijk moesten de spullen van oma uitgezocht worden. Zwartwit foto’s kwamen tevoorschijn, foto’s die nog niemand eerder had gezien. Muf ruikend, maar met uiterste zorg bewaard. Er zaten babyfoto’s bij die zelfs de oorlog overleefd hadden. Samen met mijn moeder keek ik ernaar, al snel ontdekten we gelijkenissen. Want ik lijk op mijn moeder en mijn moeder lijkt op mijn oma. We zagen zelfs wat van mijn dochtertje terug in de oude foto’s. Allemaal hadden we dezelfde hamsterwangetjes.
Niet alleen de gezichtsvorm is doorgegeven. Mijn moeder is ook een bidder. Als er wat is, hoef ik niet om gebed te vragen. Want ik weet dat ze ervoor bidt. Elke dag brengt ze haar kinderen, schoonzoons en kleinkinderen bij God. Zij is nu de biddende kracht in de familie. Wát een nalatenschap van oma. Terwijl ik zo naar mijn dochtertje kijk met haar glimmende oogjes denk ik aan wat ik aan haar doorgeef. Hoe volhardend ben ik in gebed? Hoe wil ik mijn kinderen inspireren? Hoe krachtig is het als ik, net als mijn oma, herinnerd wordt als iemand die biddend klaar stond? Ik besluit het stokje van mijn oma over te nemen. Met gesloten ogen bid ik voor de man waar zij altijd voor bad, dat hij Jezus leert kennen.
Oma had niet veel waardevolle spullen om te erven, maar wat ze wel doorgaf is veel kostbaarder.
Deze blog schreef ik voor Power to the Mama’s.
‘Al die rotzooi’, grom ik. Met een frons in mijn voorhoofd gooi ik het legoblokje waarop ik zojuist op stond op het kleed. Zuchtend bekijk ik de rest van de woonkamer. De kussens van de bank zijn gebruikt voor een hut, al het speelgoed is uit de kasten gehaald en de eettafel is net een slagveld door het avondeten.
Alsof dat nog niet genoeg is ligt op de grond een stift zonder dop en een boel papiersnippers die hooi voor het zelfgemaakte konijnenhok voorstellen, van het hok zelf ontbreekt nog elk spoor. En laten we het over de chaos op de bovenverdieping nog maar niet hebben. Het voelt alsof ik de hele dag al aan het opruimen ben, maar de toestroom van bende gaat maar door. Terwijl mijn kleuter op een stoel hangt, ruim ik boos en met een gejaagd gevoel de Kapla-plankjes op.
Waarom ben ik dit eigenlijk alleen aan het doen?
Onder protest helpt mijn zoontje uiteindelijk mee. Maar het schiet niet op, ik zie dat hij moe is en ook de baby begint te huilen. Dus ik kies eieren voor mijn geld en besluit straks alles zelf maar op te ruimen. Iets met ‘de weg van de minste weerstand kiezen’. Zodra het kindervolk op bed ligt, voel ik mijn eigen vermoeidheid. De troep in huis maakt het er niet beter op, gevoelsmatig ziet het eruit als een gigantische vuilnisbelt. Mijn man lijkt het niet te deren, ontspannen stapt hij tussen het speelgoed door om vervolgens de volle vaatwasser uit te ruimen.
Dan moet ik denken aan een podcast van Bij Jorieke (met David en Carianne Ros) die ik eerder die week luisterde over rommel en stresshormonen. Het ging over opruimen en laat dat nou nét mijn hobby zijn. Bij rommel in huis blijkt het stresshormoon cortisol bij vrouwen toe te nemen, bij mannen gek genoeg niet. Als het lange tijd een rommelig is in huis, gaan vrouwen zich nerveus voelen en ze kunnen andere klachten krijgen zoals gespannen spieren, hoofdpijn en slechter slapen. Blijkbaar kunnen wij minder goed tegen chaos dan mannen. Op zich verbaast dat me niet, als ik het verschil tussen mij en mijn man zie.
‘Elke avond zijn we een uur bezig om alles weer een beetje netjes te krijgen. Ik word gek van al die bende elke keer’, steek ik van wal. ‘Waarom jij niet?’ ‘Het heeft toch geen zin om op te ruimen’, antwoordt mijn man nuchter en hij zet rustig de kopjes in de kast. ‘Het kan pas weer netjes worden als de kinderen op bed liggen.’ ‘Chaos omarmen dus?’, zeg ik zuchtend. Hij loopt naar me toe en slaat zijn armen op me heen. ‘Chaos omarmen inderdaad.’ Warmte en rust overspoelen me als ik mijn hoofd op zijn schouder leg.
Omarmen is de remedie tegen chaos.
Maar niet alleen de troep moet omarmd worden, ik ook. Door knuffelen maak je ook hormonen aan: oxytocine. Dit verlaagt het cortisolniveau in je lichaam. Ook knuffelen helpt dus tegen rommel. En laten mijn kleine bendemakertjes nou ook heel goed zijn in kroelen. Dus als mijn opruimstress morgen weer de kop op steekt, omarm ik vanaf nu alles wat los en vast zit. Kinderen én troep.
Deze blog schreef ik voor Power to the Mama’s.
Al een paar weken kijk ik uit naar een christelijk event waar ik een ticket voor gescoord heb. Online event, dat natuurlijk wel. Ik heb er ontzettend veel zin in en vind het een heel bijzonder idee dat ik niet de enige ben die gaat kijken. Ik voel me dan verbonden met vele medegelovigen die tegelijk meekijken en meebidden. Ook al zijn we niet echt samen, we zijn ook niet alleen en op hetzelfde moment zijn we verbonden in Hem.
Ik heb een plan voor als het zover is.
Mijn man is weg die avond, maar zodra de kinderen op bed liggen, is het mijn moment. De laptop staat al klaar, als de jongste op bed ligt, kan ik zo meekijken. Helaas. Ze wil niet slapen. Ze weigert haar speen en wrijft met haar knuistje over haar mondje. Voorzichtig tast ik met mijn vingertop over haar tandvlees en dat bevestigt mijn vermoeden: haar eerste tandje komt door.
Het onrustige draaien gaat over in huilen. Ontroostbaar huilen. Een zetpil en een verdovend goedje voor doorkomende tandjes, het mag niet baten. Ze overstrekt zich en krijst. Er zit niets anders op dan haar knuffelen en er te zijn. Tijdens het troosten denk ik aan het online event dat al een tijd bezig is.
Drie uren later komt mijn man eindelijk thuis, precies op het moment dat ze – eindelijk – slaapt en ik de woonkamer weer instap. Mijn gezicht staat op onweer en met een verbeten gezicht klap ik de laptop dicht. Het event is afgelopen. ‘Ik heb er geen minuut van gezien’, mopper ik. ‘Lekker zonde van het geld.’ ‘Kun je het niet terugzien?’, vraagt mijn man.
Dat terugkijken blijkt mogelijk, maar ik heb er niet zo’n zin meer in. Ik had er graag ‘live’ bij willen zijn. Er is in deze periode al helemaal niks waar ik fysiek aan kan deelnemen. Achteraf terugkijken zorgt niet voor hetzelfde gevoel van Gods aanwezigheid en verbondenheid met andere gelovigen als op het moment van uitzenden. Precies dát wat me aansprak is er niet meer.
Als ik de volgende dag mijn vijfjarige zoontje op bed leg, vraagt hij na het bidden: ‘Mama, hoe kan het dat de Here God tegelijk in mijn hartje is en ook bij iemand anders? Dan zijn er toch heel veel Here Gotten?’ Ik glimlach en leg hem uit dat de Here God dat doet door de Heilige Geest. Dat Hij dan altijd en overal tegelijk kan zijn. ‘Wist ik wel’, zegt hij tevreden en hij doet zijn ogen dicht.
Even later landt het bij me. Ik was dan wel niet op het live-moment aanwezig, maar dat is ook helemaal niet nodig. God kan de uitzending alsnog voor mij gebruiken en met Zijn Heilige Geest de ‘live’ gebeden en gesprekken tot vuur brengen. Om met de woorden van mijn kleuter te spreken: ‘Wist ik wel’.
Ik denk dat God dit lieve jongetje maar wát graag wilde gebruiken om me dit te laten realiseren.
Deze blog heb ik geschreven voor Power to the Mama’s.
De afgelopen twee weken waren aardig vermoeiend. Eerst werd de baby ziek en daarna volgde de kleuter met een longontsteking. Zelf was ik ook niet fit, maar dat kan ook door de korte nachten komen. Onze baby van zeven maanden oud wilde het liefst op mij slapen, want anders was het huilen in bed. Dan is de keuze snel gemaakt.
Nu iedereen weer beter is, barst ik ineens in huilen uit. ‘Wat is er?’, vraagt mijn man en hij slaat zijn arm om me heen. ‘Ik ben het gewoon allemaal even zat’, breng ik snikkend uit. Het lucht op om even te huilen.
Als ik even later op de bank zit en door mijn Insta scroll, slaat opnieuw de vermoeidheid toe. Een tijdje geleden besloot ik wat minder op mijn socials te kijken. Dat is de afgelopen twee weken faliekant mislukt: op de schaarse momenten die ik voor mezelf had, was ik vaak bezig met wat me energie kóst. Vooral als ik moe ben, grijp ik vaker naar mijn telefoon. Het oude gedrag sluipt er dan gelijk weer in.
Als ik me bedenk dat mijn telefoongebruik een energieslurper is, kan ik me er makkelijker van loskoppelen. Vastberaden leg ik de telefoon dan buiten handbereik. Maar dat stomme ding blijft mijn aandacht trekken. ‘Ik ga wandelen’, meld ik aan mijn man. ‘Lekker. Dat heb je lang niet gedaan’, is zijn aanmoedigende antwoord. De telefoon gaat mee, maar alleen om mij van muziek te voorzien. Binnen een paar minuten sta ik op het strandje vlakbij mijn huis. Er staat een fris windje, maar het is niet koud. Ik kijk naar de golven die kalm aanspoelen op het zand. In deze rust luister ik naar de worship songs van mijn playlist.
Come to Me I’m all you need
Come to Me I’m everything
Terwijl ik verder wandel en luister naar de tekst, word ik geraakt door de woorden: ‘Kom naar Mij, Ik ben alles wat je nodig hebt’. Juist in pittige tijden zoek ik mijn rust en energie in dingen die me alles behalve dát geven wat ik nodig heb. Terwijl het voor me klaarstaat, bij Hem. Het enige wat ik moet doen is naar Hem toegaan.
Dat half uur wandelen met God is het beste wat ik de afgelopen twee weken heb gedaan. Als ik thuis kom, heb ik meer energie opgedaan dan ik had gekregen van een dutje. Mijn emmer voelt weer wat meer gevuld, dankzij Gods water. Maar ik realiseer me wel dat die energie spaarzaam is en dat die apps op mijn telefoon gemaakt zijn om mijn aandacht zo lang mogelijk vast te houden. Ze liegen: ‘Come to me, I’m everything.’
Voor mij is dit blijkbaar iets om alert op te zijn als ik moe ben, misschien een soort signaal dat ik rust moet pakken op de juiste manier. Als ik mijn smartphone harder dan God ‘Come to me’ hoor zeggen, dan moet ik er juist zo snel mogelijk van weglopen. En wandelen naar God. Wandelen mét God. En die telefoon? Vooruit, die mag dan alleen mee voor de muziek.