Met mijn handen vol vlieg ik door de keuken van links naar rechts. Alsof ik als een virtuoos een instrument bespeel. Snel, hak-hak, groenten in de pan. Even roeren in een andere pan. Vuur omhoog, soepel schudden met de wok alsof ik al jaren in een sterrenrestaurant werk. Mijn kokerij laat ik even zijn eigen gang gaan, tafel leegruimen. Hop, hop. Alles op zijn oorspronkelijke plaats en weer roeren in de pan. Het klinkt als een soepel gespeeld nummer, maar niets is minder waar. Het lawaai van de afzuigkap overstemt mijn gedachten en de vaat staat zo ongeveer metershoog te druppen op het aanrecht. Om over mijn knallende koppijn nog maar niet te spreken.
Ondertussen kruipt mijn peuter achter de piano. Wonderkind Mozart speelde op zijn derde al ingewikkelde sonates op zijn klavecimbel, mijn zoon houdt het echter graag bij een vorm die tussen metal en hardcoremuziek in zit. Al rammend mishandelt hij de -onlangs gestemde- piano in al zijn enthousiasme.
‘Een beetje pianissimo’, zegt mijn man tegen onze peuter. Hij kijkt me even gekscherend aan en verklaart zichzelf dan tegen de kleine man. ‘Speel maar wat zachter, dit is niet zo goed voor de piano.’
Na het eten hervat ik het tempo weer. Er is nog genoeg op te ruimen, te regelen en als ik een beetje doorknal kan ik vanavond nog een aflevering van mijn favo serie kijken. Mijn man brengt ondertussen de kleine naar bed en ik poets de keuken. Mijn hoofdpijn is nog steeds aanwezig. Met een golf water spoel ik twee paracetamol weg. Zuchtend kijk ik naar de ravage op de woonkamervloer. Duplo hier, auto’s daar, de halve bank is van zijn kussens ontdaan en er kleeft een half afgekloven koekje aan de salontafel, what a mess. Efficiënt ga ik te werk, alsof ik een etude op de piano speel.
Als mijn man weer beneden komt is de woonkamer keurig aan kant. Het zweet staat nog net niet op mijn voorhoofd. Naast mijn hoofdpijn is er nu ook een lichte duizeligheid bijgekomen.
‘Wow, je hebt alles al opgeruimd’, zegt hij en dan kijkt hij me peilend aan. ‘Gaat het wel? Je ziet helemaal bleek.’
‘Ik weet het niet’, prevel ik, ‘Een beetje lichthoofdig en hoofdpijn.’
‘Ga dan lekker op de bank hangen.’
‘Nee’, ik schud mijn hoofd. ‘Ik moet nog even de was doen en een column schrijven.’
‘Een beetje pianissimo’, zegt mijn man met een glimlach.
Ik geef het niet graag toe, maar: hij heeft gelijk. Pianissimo is een muziekterm die aangeeft dat er een bepaalde passage heel zacht gespeeld moet worden. Iets waar ik nogal slecht in ben. Ik ben meer van de fortissimo, ofwel zeer luid spelen. De overgave die mijn peuter had bij zijn pianospel, met die bevlogenheid leef ik ook. Bij mij is het over het algemeen álles of niks. En dat niks is dan met name omdat de emmer helemaal leeg is en ik alles gegeven heb.
In de muziek is het de balans tussen hard en zacht, toenemend, afnemend en de rustmomenten wat de melodie tot zijn recht laat komen. Het is niet erg om fortissimo te leven en om bevlogen te zijn, zolang er altijd maar weer een moment komt dat je rust zoekt of dat je wat gas terugneemt.
Op zich is het dan wél handig dat je dat tijdig doet en dat je niet, zoals ik, oververmoeid op de bank ligt. Want een rust-teken op het verkeerde moment doet de melodie niet veel goeds.
Deze blog mocht ik schrijven voor Power to the Mama’s.
No Comments